Voorstelrondje
Posted: Wed 26 Oct, 2011, 23:32
Geachte leden,
Mijn naam is Martijn van de Ven oftewel ‘Tinus’ voor mijn vrienden. Die bijnaam draag ik al vanaf de basisschool omdat ik bij mijn vrienden blijkbaar het beeld oproep van een altijd vrolijke, af en toe een beetje slungelige maar altijd open en eerlijke gast, die het met iedereen goed kan vinden. Ik denk eerlijk gezegd dat die bijnaam wel bij mij past.
Ik ben, net zoals de overige gezinsleden erfelijk belast met het ‘alles-kan-als-je-maar-wilt-virus’. Het is niet altijd eenvoudig als je het woordje ‘opgeven’ niet kent, maar tot nu toe heeft het me ook heel veel trotse momenten gebracht. Op de basisschool werd mij gevraagd wat ik voor vervolgopleiding wilde doen. Ik stelde de simpele vraag: “Wat is de hoogste vervolgopleiding?”. Na antwoord te hebben gekregen op mijn vraag wist ik dat ik gymnasium wilde gaan doen en dat is me gelukt. Bij het hockeyen schopte ik het door mijn werklust tot de B1/ A1 (subtop). En dat ik aan de TU werktuigbouwkunde wilde studeren, stond voor mij al vroeg als een paal boven water vast. In mijn jonge jaren was ik voortdurend bezig om allerlei zaken ( fietsen, brommers, grasmaaiers e.d.) uit elkaar te halen en om er daarna weer iets anders van te maken; overigens gebeurde dat, tot groot verdriet van de eigenaars, niet altijd met het gewenste resultaat, maar dat mocht de pret niet drukken! Verder ben ik ook regelmatig te vinden in de machinefabriek van een bevriende kennis. Daar mocht ik al vroeg allerlei klusjes verrichten en nu verdien ik daar regelmatig een aardig zakcentje bij.
Toen ik vorig jaar tijdens de intro-week van de TU de eerste Tau-leden leerde kennen, maakte dat meteen een diepe indruk op mij. Ik had ook de eer, om een intro-ouder te hebben die lid was van Tau. Verder waren er uiteraard nog de intro-ouders in hun onberispelijke pakken, met een zonnebril op en een microfoon in de hand. Ze vielen me op omdat ze altijd aanwezig waren en omdat ze met hun tomeloze energie een van de grootste animators waren van de hele week. Later in het studiejaar toen ik Tau-leden zag, keek ik steeds tegen hen op als zijnde een elitegroep. Jongstleden werd ik door Tau benaderd met de vraag, of ik aspirant-lid wilde worden.
Tot op het moment dat ik voor het eerst kennismaakte met het dispuut Tau voelde ik geen behoefte om bij welk dispuut dan ook te willen behoren. De groeperingen om me heen waren het mijns inziens niet waardig om de naam dispuut te mogen dragen. Bij Tau is dat anders. Hier voel ik ook de eensgezindheid van elkaar, hier wordt verder gekeken dan de openingstijden van de eerstvolgende kroeg. Hier heerst meer diepgang. Ik weet dat er nog een lange weg is naar het uiteindelijke lidmaatschap, maar we zullen al onze capaciteiten inzetten om het beoogde doel te behalen . In ons heerst dan ook dan ook de uitspraak van Ovidius: "Dulcia non meruit qui non gustavit amara.”
Met gepaste gevoelens van nederigheid sluit ik af,
Martijn van de Ven
Mijn naam is Martijn van de Ven oftewel ‘Tinus’ voor mijn vrienden. Die bijnaam draag ik al vanaf de basisschool omdat ik bij mijn vrienden blijkbaar het beeld oproep van een altijd vrolijke, af en toe een beetje slungelige maar altijd open en eerlijke gast, die het met iedereen goed kan vinden. Ik denk eerlijk gezegd dat die bijnaam wel bij mij past.
Ik ben, net zoals de overige gezinsleden erfelijk belast met het ‘alles-kan-als-je-maar-wilt-virus’. Het is niet altijd eenvoudig als je het woordje ‘opgeven’ niet kent, maar tot nu toe heeft het me ook heel veel trotse momenten gebracht. Op de basisschool werd mij gevraagd wat ik voor vervolgopleiding wilde doen. Ik stelde de simpele vraag: “Wat is de hoogste vervolgopleiding?”. Na antwoord te hebben gekregen op mijn vraag wist ik dat ik gymnasium wilde gaan doen en dat is me gelukt. Bij het hockeyen schopte ik het door mijn werklust tot de B1/ A1 (subtop). En dat ik aan de TU werktuigbouwkunde wilde studeren, stond voor mij al vroeg als een paal boven water vast. In mijn jonge jaren was ik voortdurend bezig om allerlei zaken ( fietsen, brommers, grasmaaiers e.d.) uit elkaar te halen en om er daarna weer iets anders van te maken; overigens gebeurde dat, tot groot verdriet van de eigenaars, niet altijd met het gewenste resultaat, maar dat mocht de pret niet drukken! Verder ben ik ook regelmatig te vinden in de machinefabriek van een bevriende kennis. Daar mocht ik al vroeg allerlei klusjes verrichten en nu verdien ik daar regelmatig een aardig zakcentje bij.
Toen ik vorig jaar tijdens de intro-week van de TU de eerste Tau-leden leerde kennen, maakte dat meteen een diepe indruk op mij. Ik had ook de eer, om een intro-ouder te hebben die lid was van Tau. Verder waren er uiteraard nog de intro-ouders in hun onberispelijke pakken, met een zonnebril op en een microfoon in de hand. Ze vielen me op omdat ze altijd aanwezig waren en omdat ze met hun tomeloze energie een van de grootste animators waren van de hele week. Later in het studiejaar toen ik Tau-leden zag, keek ik steeds tegen hen op als zijnde een elitegroep. Jongstleden werd ik door Tau benaderd met de vraag, of ik aspirant-lid wilde worden.
Tot op het moment dat ik voor het eerst kennismaakte met het dispuut Tau voelde ik geen behoefte om bij welk dispuut dan ook te willen behoren. De groeperingen om me heen waren het mijns inziens niet waardig om de naam dispuut te mogen dragen. Bij Tau is dat anders. Hier voel ik ook de eensgezindheid van elkaar, hier wordt verder gekeken dan de openingstijden van de eerstvolgende kroeg. Hier heerst meer diepgang. Ik weet dat er nog een lange weg is naar het uiteindelijke lidmaatschap, maar we zullen al onze capaciteiten inzetten om het beoogde doel te behalen . In ons heerst dan ook dan ook de uitspraak van Ovidius: "Dulcia non meruit qui non gustavit amara.”
Met gepaste gevoelens van nederigheid sluit ik af,
Martijn van de Ven